|
1. Verkeerde schroefdraaddimensie, volg stappen 1a t/m 1d |
|
|
1 a. Profieldiepte te ondiep |
- Niet gecentreerd gereedschap
|
- Meet de wisselplaat offset versus de draaias en stel het gereedschap gecentreerd ten opzichte van het component in.
Gebruik bij voorkeur een draadwervelcalculator
|
1 b. Te smal profiel |
- Verkeerde instelhoek gereedschap
|
- Verhoog of verlaag de gereedschapinstelhoek
|
1 c. Verkeerde buitendiameter (OD) |
- Verkeerde diameterinstelling in het programma
|
- Stel de gereedschapsdiameter en/of componentdiameterinstelling in het programma in
|
1 d. Verkeerde schroefdraadlengte |
- Verkeerde gereedschap Z instelling in het programma
|
- Stel de gereedschap Z instelling in het programma in
|
|
2. Gefacetteerd oppervlak |
|
- Verlaag de voeding per tand. Gebruik bij voorkeur een draadwervelcalculator
|
|
3. Trillingen |
- Voeding te hoog
- Baar te los in geleidebus
- Uitsteeklengte van component te groot
|
- Verlaag de voeding per tand. Gebruik bij voorkeur een draadwervelcalculator
- Draai de geleidebus goed aan, of vervang de baar (wanneer de baar een te lage maatkwaliteit heeft)
- a) Verplaats de werveleenheid dichter naar de geleidebus
b) Verplaats de wervelring dichter naar de geleidebus, gebruik één van de volgende opties: - Plaats een adapter/onderlegplaat tussen de wervelring en werveleenheid - Schakel over naar een dikkere wervelring, vaak is een maatwerkring nodig. Dit creëert een grotere offset tot de draaias welke gecompenseerd moet worden. Zorg dus voor vrijloop voor het component door de ring, adapter,onderlegplaat en aandrijfeenheid.
|
|
4. Wisselplaatslijtage |
|
|